16 jun Nieuws | ‘Radicale switch maakt dat wij nog boer zijn’
Jelle Hakvoort nam in 2007 het ouderlijk bedrijf in Rutten over. Veel voeren en hard melken was de gedachte. Het werden jaren van hard en veel werken, maar weinig verdienen. Tot hij het roer omgooide naar volledig weiden op saladebuffetten, de veestapel omturnde richting Jerseys en biologisch werd. ‘Dat wij nog boer zijn, zie ik als een tweede kans.’
Jelle Hakvoort (46) houdt in maatschap met zijn vrouw Willian Hakvoort-Haarman (44) tachtig, meest Jersey, koeien op 25 hectare grond nabij Rutten. Tweeënhalf jaar geleden werd het bedrijf biologisch. Een enorme verandering in de bedrijfsvoering met de jaren ervoor. ‘Mijn vrouw en ik hebben in onze jongere jaren beide langere tijd ontwikkelingswerk verricht. In Ghana en later in Burundi’, vertelt Hakvoort. ‘In Ghana ontmoette ik reeds Kees van Veluw die mij veel leerde over biologische landbouw en klavers. Zo plantte hij een zaadje voor wat je hier inmiddels ziet.’
Door privéomstandigheden keerde het jonge gezin huiswaarts. Eenmaal thuis in Rutten ging Jelle’s focus echter eerst op intensief. ‘Het land is hier duur, schaars en in de Noordoostpolder boer je gewoon intensief. Dat wil zeggen: veel voer aankopen en proberen een hoge productie uit de koeien te halen. Tenminste, dat was toentertijd mijn overtuiging.’
Behalve in Afrika is Jelle voeradviseur bij ACM (voorganger van Agrifirm) en later bij Keenan geweest. ‘Hierdoor raakte ik goed thuis in de moderne melkveehouderij met de focus op een steeds hogere productie.’ Kennis rond bijvoorbeeld compact voeren, bracht hij ook thuis in praktijk. ‘Maar na enkele jaren moest ik concluderen dat de hele intensieve werkwijze, al het goede voeren ten spijt, ons niets bracht. We verdienden er niets mee. Inkoop van mais en afzet van mest werd duurder en de opbrengsten stegen niet mee.’
Hakvoort kwam financieel en mentaal steeds meer klem te zitten. De lol in het boer zijn ebde weg en onder druk van de bank vroeg hij zich af hoelang hij en zijn gezin het nog volhielden. Tot hij een aantal jaren geleden zich meer verdiepte in de bedrijfsvoering van buurman Joost van Middelaar. Die was omgeschakeld naar een biologische bedrijfsvoering en weidde de koeien dag en nacht in percelen met saladebuffetten van verschillende grassen en kruiden. ‘Hij en ik zitten in dezelfde economische studieclub. De resultaten op zijn bedrijf werden steeds beter en minstens zo belangrijk: hij leek er veel plezier in te hebben.’
Hakvoort begon zich meer en meer ervoor te interesseren en raakte in gesprek met Gerard Keurentjes. Een andere buurtgenoot met dezelfde ervaringen. ‘Hij bood aan mij te willen
coachen bij de omschakeling in de bedrijfsvoering. Dat was een goede zet. Van mijn buurtgenoten heb ik veel geleerd.’
Vier jaar geleden werd de switch geëffectueerd. Verschillende percelen werden met Pure Graze saladebuffetten ingezaaid. Ook andere mengsels zoals BG12 met witte en rode klaver probeerde Hakvoort uit. ‘Het was eigenwijsheid van mij om dat uit te proberen. De saladebuffetten zijn uitgebalanceerd samengesteld. Bij de eigen mengsels verdween de rode klaver snel en zat ik opnieuw met louter snel doorschietend Engels raaigras. In de saladebuffetten heb je dat natuurlijk ook, maar omdat die mede opgebouwd zijn uit luzerne, rietzwenkgras, beemdlangbloem, kropaar en kruiden zoals chicorei, houd je een betere balans in het perceel van grasaanbod door het jaar heen.’
Hogere grasopbrengst
De melkveehouder vertelt gepassioneerd over zijn nieuwe manier van werken, maar benadrukt de laatste jaren door schade en schande veel te hebben bijgeleerd. De afgelopen drie zomers waren immers erg droog en daarmee extra uitdagend. Temeer omdat een derde van het areaal bestaat uit schrale droogtegevoelige zandgrond.
‘In 2018, het eerste droge jaar, was die hele hoek op een gegeven moment bruin en dor. Daarom heb ik in 2019 een tweedehands beregeningsinstallatie gekocht. Vorig jaar heeft die op de schrale zandpercelen vanaf eind april vier maanden lang dienst gedaan. Dat is extreem. De uitdagingen zijn dan ook extreem. Het maakt wel dat ik meteen veel geleerd heb hoe je kunt doorweiden als het weinig groeit en je dus niet met maaien groeitrappen kunt creëren.’
Hakvoort vervolgt: ‘Vooral de schralere grond hier heeft een laag stikstofleverend vermogen; wij kunnen niets compenseren met kunstmest en bijvoorbeeld de klavers, die zelf stikstof binden, helpen ons dus echt in zo’n systeem. Zeker in de droge zomers. Maar uitdagend blijft het. Omdat alles schaars is en daarmee duur. Biologisch ruwvoer is bijna niet meer verkrijgbaar en anders erg duur. En ook het managen van de salademengsels is nodig. Rode klavers en luzerne bijvoorbeeld ben je na twee tot drie jaar kwijt terwijl de kropaar dan juist gaat overwoekeren. Daarom zaaien wij elk jaar wel enkele percelen bij, gemiddeld om de drie jaar, met passende mengsels. Dat doe ik volvelds met een oude kunstmeststrooier. Het systeem is simpel en het werkt, maar niet als je het niet managet.
‘Het leuke is wel dat het ook echt rendeert. Wij halen nu een drogestofopbrengst van 10 tot 12 ton gras per hectare. Dat is meer dan voorheen bij een gangbare werkwijze mét kunstmest. De hoge grasopbrengsten maken dat zo’n manier van werken ook mogelijk is als je een intensieve bedrijfsvoering runt, want met slechts 25 hectare en enkele hectares extra die we ruilen met een buurman akkerbouwer, zijn wij dat nog steeds.’
Pinken weiden in Kuinderbos
Sinds afgelopen jaar weidt Hakvoort zijn pinken een paar keer enkele weken in de zomer in het naast zijn areaal gelegen Kuinderbos. Hiervoor maakte hij een afspraak met terreinbeheerder Harco Bergman van Staatsbosbeheer. Op de 21 hectare bos, wat grenst aan de huiskavel, komen de pinken drie keer een paar weken te lopen. ‘Stripgrazen is niet mogelijk, maar omweiden wel. Dat stimuleert de biodiversiteit, terwijl standweiden, wat je vaak in natuurgebieden ziet, de biodiversiteit juist vermindert. Deze samenwerking biedt mij letterlijk en figuurlijk meer ruimte om op natuurinclusieve wijze te boeren.’
De grote omschakeling in het graslandbeheer is niet de enige grote verandering die Hakvoort de laatste jaren doorvoerde. Eerder al was hij gestart met het inkruisen van Jerseys, Brown Swiss en Scandinavische bloed in de veestapel. ‘De oude boxen van 1,10 bij 2,20 werden echt te krap voor onze Holsteiners.’ De melkveehouder zette in op driewegkruisingen, maar kwam al snel tot de conclusie dat de Jerseys bij hem het beste scoorden qua voerefficiëntie. ‘Over Brown Swiss was ik ook wel positief, maar die groeien maar door. Als volwassen koeien pasten ze opnieuw niet goed in onze stal.’
Hakvoort besloot volledig in te zetten op Jerseys. Omdat de financiële middelen ontbraken om in één keer naar een zuivere Jersey-veestapel te switchen, werkt hij daar nu gestaag aan. Door Jersey-fokstieren in te zetten op dieren met relatief veel Jersey-bloed en de meer Scandinavische dieren met een Belgisch Blauwe stier te insemineren. Ook kocht hij enkele zuivere Jerseykalveren en twee keer een jong dekstiertje bij collega Wytze Meye Wink. Daar zat ook de aankoop van stiertje Wytze tussen. Dit kreeg een interessant staartje. De stier ontwikkelde zich namelijk sterk; net als zijn familieleden. KI’s kregen de Husky-zoon in beeld. Uiteindelijke kocht GGI de stier en zet deze sinds afgelopen najaar in. ‘Omdat de stier door corona langer bij mij moest blijven staan, heb ik een vrij groot deel van mijn veestapel ermee kunnen dekken en ik heb 150 rietjes ervan bij de verkoop in bedongen. Zo’n stier kunnen gebruiken en verkopen is een eenmalig gelukje.’
Een nadeel van Jerseys noemt Hakvoort het insemineren van de kleine pinken met smalle kruizen. Voor hem een reden om een dekstier bij de pinken te laten lopen. Verder gebruikt hij bewust Jersey-stieren uit zowel de VS, Denemarken en Nieuw-Zeeland. ‘Wij fokken op basis van aAa. De codes wijzen uit dat de Amerikanen van de Jerseys een kleine Holstein-koe hebben gemaakt terwijl Deens en NZ-bloed juist ander type koetjes geeft. Dat vult elkaar heel mooi aan.’
Een ander nadeel van Jerseys is natuurlijk de lastige afzet van stierkalveren. ‘Het feit dat Jerseys geen vleesras zijn, maakt dat wij nu weer ons eigen vlees eten’, vertelt Hakvoort. ‘Familie vroeg ernaar en zo zijn we begonnen eigen koeien en kalveren te laten slachten. Inmiddels hebben we een huisverkoop opgezet die best goed loopt. Je wordt er niet rijk van, maar het helpt wel en lost een probleem van moeilijke afzet mooi op.’
Oren laten hangen
De omschakeling naar een ander type koe en vooral een andere manier van voeren, waarop het weidegras leidend is en input zoveel mogelijk gereduceerd wordt, maakt dat de melkproductie onder de 6.000 kilo per koe daalde. De gehalten bedragen gemiddeld 4,90 procent vet en 3,70 procent eiwit. ‘Ik verwacht dat die productie nog iets verder terugzakt naar zo’n 5.500 kilo melk per koe gemiddeld. Maar dat is niet zo relevant. Doordat de aankoop van voer ook veel lager ligt, is het saldo en bedrijfsrendement namelijk beter. Ondanks de droge zomers van de afgelopen jaren. En natuurlijk helpt de biologische meeropbrengst voor de melk ook’, vertelt Hakvoort.
‘Die omschakeling is dan ook een bewuste keuze geweest. Ik zie biologisch als het stickertje dat de meerprijs oplevert en de Pure Graze saladebuffetten als de werkwijze. In mijn ogen laten niet alleen veel gangbare, maar ook biologische collega’s hun oren te veel hangen naar de agribusiness. Als ik biologische collega’s hoor zeggen dat 9.000 kilo melk per koe prima mogelijk is bij een biologische bedrijfsvoering denk ik: ‘Klopt, maar wie wordt daar beter van? Jij of de voerleverancier die een ton extra biologisch krachtvoer per koe per jaar aflevert en van jou daar 1.000 euro voor krijgt om die laatste 2.000 kilo extra te melken? Ik kan dat soort keuzes vanuit het boerenperspectief totaal niet rond rekenen. Focus op graslandmanagement en het benutten van weidegras, dan pas verdien jij het geld en niet anderen om je heen.
‘Maar begrijp mij goed; ik veroordeel niemand en weet echt niet opeens alles beter. Uit ervaring weet ik hoe het voelt om als jonge boer hard te werken en klem te zitten tussen een bankfinanciering en een maatschappij die amper tot geen waardering voor jou lijkt te hebben. Dat wij nu zo boeren, zie ik als een tweede kans. Want wij zaten echt klem. Onze nieuwe manier van werken heeft ons financiële ruimte en arbeidsplezier teruggebracht. Dat gun ik anderen ook.’
Bron: Melk van het Noorden (4 juni 2021)