24 aug Nieuws | ‘Hoe de Limburgse natuur een nieuwe watersnood kan voorkomen’
Na de watersnood van deze zomer zoekt Limburg naar manieren om een nieuwe ramp te voorkomen. Gebruik de natuur, adviseert bioloog Hettie Meertens van ARK Natuurontwikkeling.
Dus zo ziet het landschap eruit als spons. Pollen lang gras en kruiden in twintig kleuren groen, gele boterbloemen, witte moerasspirea en paarse kattenstaarten, wat doornige struiken en hier en daar plukjes jonge essen, meestal op heuphoogte en deels afgeknaagd, maar soms al opgeschoten tot een boom.
Dit robuuste tapijt op de helling buiten het Vijlenerbos, tussen de gehuchten Raren en Wolfhaag, houdt overvloedig regenwater veel langer vast dan de strakke groene wei ernaast, die nog niet is teruggegeven aan de natuur. Laat staan een hellende akker vol mais; daar spoelt de eerste laag water meteen weg en komt vervolgens een modderstroom op gang van vruchtbare grond vermengd met rotzooi in de snelste weg naar beneden.
Omgezet van boerenland in struinvallei
Hettie Meertens wijst op een glooiing in het landschap. ‘Kijk, dat land hebben we vorig jaar omgevormd van hooiland naar begraasd natuurgebied, daar komt de verandering pas net op gang.’ Van afstand ziet het heuveltje eruit als een roodbruine deken van pluizige wol. Het gras is er al wat langer dan in de wei ernaast, maar struikgewas of boompjes zijn er nog niet, zoals op de helling waarop juist een paar wandelaars omhoog klimmen naar het bos. Dit stuk land is al tien jaar geleden omgezet van boerenland in struinvallei.
ARK Natuurontwikkeling, waarvoor Meertens werkt, kocht het gebied in het zogeheten Drielandenpark tien jaar geleden aan, om een robuuste verbinding te maken met natuurgebieden in Duitsland en België. Het volgt weliswaar niet precies de contouren van de ooit uitgestippelde Ecologische Hoofdstructuur (EHS), zegt Meertens, maar voor wilde zwijnen, wilde katten en andere dieren is dit wel de Zuid-Limburgse doorgang naar Nederland.
In overleg met andere natuurorganisaties en overheden in Nederland, België en Duitsland werkt ARK in de gemeenten Vaals, Gulpen-Wittem en Plombières, en voorheen ook in het Rivierpark Maasvallei, aan nieuwe natuur. Dit is goed voor de biodiversiteit, voor het klimaat (als opvang van CO2 en stikstof), voor recreatie (het struinen buiten de paden neemt snel toe in populariteit) én voor de veiligheid van bewoners en de economie.
Meer tijd om je voor te bereiden op een overstroming
De Geul en de Gulp stromen door de valleien van dit heuvelachtige gebied en worden er gedeeltelijk door gevoed. Langdurige regenval vormde die kleine riviertjes deze zomer onverwacht om in woest kolkende watermassa’s, die huizen binnenstroomden en grote schade aanrichtten. In Duitsland vielen door de overstromingen honderden doden, in België enkele tientallen. In Nederland bleef het bij materiële schade, maar het water bezorgde veel inwoners van Valkenburg en dorpen als Schin op Geul, Wijlre en Gulpen traumatische ervaringen.
Zo’n ramp kan zich vaker voordoen, nu het klimaat verandert als gevolg van de opwarming van de aarde, zeggen klimatologen. Limburg zoekt daarom naarstig naar oplossingen om mensen, vee, bedrijven en infrastructuur beter te beschermen. De natuur kan daarbij van dienst zijn, zegt bioloog Hettie Meertens namens ARK. ‘Het landschap kan het water niet tegenhouden, maar wel vertragen door het langer vast te houden in de bodem en de vegetatie. Dat bewoonde delen overstromen bij zoveel regenval als in juli, is door de natuur niet te voorkomen, maar we kunnen wel zorgen dat er meer tijd is om je erop voor te bereiden.’
Hier in de heuvels bij Vaals zitten de haarvaten van de riviertjes, legt Meertens uit. Kleine bronnen waaruit water traag naar beneden sijpelt door natte kwelweides en bos, en steeds grotere beekjes vormt die een paar kilometer verder uitmonden in de Geul. Op sommige plaatsen zijn nog de graften te zien, steile taluds in de helling op de overgang van terrassen waarop kleine weitjes en akkers lagen.
Toen de landbouw intensiever werd, zijn die weides gedraineerd en beekjes uitgediept om de afwatering te versnellen, zodat de weilanden op de hellingen meerdere keren per jaar kunnen worden gemaaid. Ook zijn graften en struweel verwijderd zodat akkers machinaal kunnen worden bewerkt, zonder hinder van stroken met struikgewas. ‘Wij laten die kanaaltjes weer dichtgroeien, zodat er zompig grasland ontstaat’, wijst Meertens. ‘Dat zet geen zoden aan de dijk op een stukje van 50 hectare, maar als je dat op veel meer plaatsen doet, helpt het wel. Als de bodem verzadigd is, gaat het water op een natuurlijke beweging naar beneden, dus veel langzamer.’
Natuurlijk moeten de Waalse buren bovenstrooms vergelijkbare maatregelen nemen, zegt Meertens. Water stroomt immers naar het laagste punt, en dat is Nederland. ‘We zijn van onze buren afhankelijk, maar we moeten ook kijken wat we in eigen land kunnen doen. En daar kunnen we het landschap bij inzetten.’
Op de helling bij Wolfhaag grazen nog steeds een paar koeien. Staatsbosbeheer, dat het gebied van ARK heeft overgenomen, verpacht de grond aan een biologische boer die er zo’n 25 Angus-runderen heeft neergezet. Relatief weinig runderen op een groot oppervlak, die het hele jaar buiten blijven en behalve gras en kruiden ook van struiken en jonge boompjes eten, waardoor ze extra mineralen binnen krijgen. Hun pootafdrukken vormen kleine poeltjes in de vochtige bodem, waar insecten op afkomen en padden hun eitjes leggen.
Pal langs een geasfalteerde weg, waarover twee paarden met ruiters voortstappen, is de sloot recent nog strak afgestoken. Het water stroomt er met vaart doorheen. Meertens kijkt er met verbazing naar. ‘Er zijn tegenstrijdige stromingen in het waterbeheer’, zegt ze.
Een paar kilometer verderop zijn óók in een landbouwgebied maatregelen genomen voor een tragere afwatering. Het Elisabeth Strouven Fonds, dat hier de eigenaar is, heeft ARK gevraagd om een meer natuurlijke inrichting; 20 procent van het oppervlak is terug gegeven aan de natuur. De weiden blijven hooiland, maar drainagepijpen zijn verwijderd, groene bufferstroken aangeplant en een dalletje uitgediept tot moeras. ‘Het water blijft langer waar het valt, dus zit het in periodes van droogte ook langer in de bodem’, legt Meertens uit.
Kansen benutten
Behalve particulieren en natuurorganisaties bezitten ook gemeenten, provincies en waterschappen aardig wat grond in beekdalen, weet Meertens. ‘Huizenbouw is hier niet slim, je kunt hier juist kansen benutten om wateroverlast te beperken. Er zijn tal van plaatsen waar dat nog niet is gebeurd.’
Een voorbeeld daarvan is het brede dal bij kasteel Schaloen net voor Valkenburg. Toen de weilanden hier in juli overstroomden, was het water ook in het toeristenstadje niet meer tegen te houden. ‘Je kunt zorgen dat de weides eerder overstromen, door dit dal te verlagen en oude Geularmen uit te diepen’, stelt Meertens voor. ‘Dan duurt het langer voordat het water de stad bereikt en de piek is minder hoog.’
In de Romeinse tijd lag dit gebied enkele meters lager en kon het ook overstromen, legt Meertens uit. ‘De Romeinen hebben de bossen op de heuvels gekapt om er akkers te maken en een deel van de grond is naar beneden gezakt. Dat is een natuurlijk proces van erosie, maar hier is het versterkt. Je zou het weer kunnen afgraven. Belangrijkste vraag is waar je met de grond heen moet.’
Bron: Trouw (23 augustus 2021)