08 apr Hoeveel drijfmest heeft maïs op scheurgrond nodig?
Scheurgrond levert zoveel stikstof (N) dat er nauwelijks drijfmestbemesting nodig is bij maïsteelt. Een extra bemesting werkt nitraatuitspoeling in de hand en leidt tot onnodige verliezen van stikstof uit dierlijke mest. Bemesten met kali is wel altijd nodig, liefst direct na het inzaaien. Onze partner Reudink legt in dit artikel uit hoe dit zit.
Hoe werkt stikstofnalevering van de graszode?
Het juiste moment voor het scheuren (frezen) van de graszode is uiterlijk begin april. Wanneer de mineralisatie van de zode op tijd start, kan de maïs de vrijkomende stikstof grotendeels benutten. Bij het tijdig en goed inwerken van de zode kan deze veel stikstof leveren. Ook het tweede jaar na scheuren levert de gescheurde zode nog stikstof na, want de mineralisatie gaat langer door dan één maïsseizoen. Wel bestaat er een groot verschil in stikstoflevering tussen een oude en jonge zode (zie tabel 1). In de biologische landbouw is maximaal twee jaar maïsteelt op hetzelfde perceel toegestaan.
Leeftijd zode | |||
Jaar na scheuren | 1 – 2 jaar | 3 – 5 jaar | >6 jaar |
1ste jaar, kg N per ha | 60 – 90 | 100 | 120 |
2e jaar, kg N per ha | 0 | 30 | 50 |
Tabel 1: stikstofnalevering (kg N per ha) van een zode bij verschillende leeftijden en tot twee jaar na scheuren.
Kleine drijfmestgift
Onder normale omstandigheden is er in het eerste jaar na scheuren dus nauwelijks drijfmestbemesting nodig voor aanvulling van het stikstofgehalte. Wel is drijfmest een goede bron van kalium. Vandaar dat een kleine gift (15-20 m3) toch welkom is. In het tweede jaar na scheuren is de nalevering van de zode al een stuk minder en zal een grotere drijfmestgift nodig zijn. Afhankelijk van de drogestofopbrengst en de stikstofgehaltes in de mest, volstaat dan 35 tot 40 m3 per hectare.
Hoe zit het met kalium?
Maïs is een echte ‘kalivreter’. Kalium is van belang voor de stevigheid van de plant, voor de werking van een groot aantal enzymen, voor het goed functioneren van (vocht-)transportfuncties in de plant en voor resistentie tegen ziektes en droogte. Normaal gesproken is drijfmest de grootste aanvoerpost van kalium, maar in geval van maïs op scheurgrond wordt er dus nauwelijks dierlijke mest aangewend. Een maïsgewas van 45 ton product onttrekt 160 kg kali per hectare. In de meeste gevallen wordt de kalibehoefte afgedekt met de bovenstaande RDM-giften en nalevering uit de zode (zie tabel 2). Verwacht u een hogere maïsopbrengst en/of oogst u de eerste snede gras voordat u ploegt, dan is bijmesting met kali wenselijk.
Zonder oogst 1ste snede (kg K2O/ha) |
Met oogst 1ste snede (kg K2O/ha) |
|
Levering uit de stoppel | 65 | 27,5 |
Levering uit de wortels | 30 | 27,5 |
Totaal | 95 | 55 |
Tabel 2. Hoeveelheid kalium dat beschikbaar komt uit mineralisatie van gescheurd grasland.
Tijdstip van kaliumbemesting
Strooi de kaliumaanvulling volvelds en direct na de inzaai van de maïs. Zo voorkom je beschadiging aan de kiemplant of het blad en komt de kalium snel beschikbaar voor de maïsplant. Als de maïs al wat groter is, blijven er soms korreltjes in de bladoksels van de plant hangen, wordt het blad beschadigd of landen korrels in de ‘kelk’ van ontvouwend nieuw blad. Dit kan bladbeschadiging tot gevolg hebben.