04 mei Een goede eerste snede graskuil: zo doet u dat!
Bij het conserveren van gras treden altijd verliezen op. Maar met goed kuilmanagement minimaliseert u het kwaliteitsverlies. In dit artikel deelt onze partner Reudink hun uitgebreide kennis over het kuilproces en leggen ze uit hoe u een goede eerste snede graskuil krijgt.
Kwaliteitsverlies graskuil
Het kwaliteitsverschil tussen een goede en een matige kuil is groot: bij matig kuilmanagement gaat er van een bruto vers grashoeveelheid van 3500 kg drogestof maar liefst 25% van de drogestof verloren. Bij een optimaal management is dit 8%. De verliezen ontstaan op het veld door ademhalingsverlies en verlies bij maaien, schudden, wiersen en laden. Verder zijn er eventuele perssapverliezen, de altijd aanwezige conserveringsverliezen en de uitkuilverliezen. Het grootste verschil zit hem in de conserveringsverliezen (3 tot 15%). Daar valt dus de meeste winst te behalen!
Het beste maaimoment
Er is altijd sprake van conserveringsverlies. Daarom is de kwaliteit van het uitgangsmateriaal – het te maaien gras – in eerste instantie bepalend voor de uiteindelijke kwaliteit van de graskuil. De kwaliteit van het gras, het eiwit, de celwandhoeveelheid en verteerbaarheid neemt af naarmate het gras ouder wordt. Aan de andere kant wilt u een bepaalde hoeveelheid drogestofopbrengst per hectare, om de bewerkingskosten te reduceren. Afhankelijk van de kwaliteit van het grasbestand ligt dit optimum tussen de 2500 en 3500 kg drogestof. In de eerste helft van mei kan het gras onder gunstige groeiomstandigheden en voldoende neerslag een productie bereiken van 100 tot 120 kg drogestof per hectare. Dit betekent in een neerslagrijke periode, dat in een tijdsbestek van 8-10 dagen een krappe maaisnede kan uitgroeien tot té lang en oud materiaal. Dus als er een maaisnede staat van 3.000 kg drogestof en de weersvooruitzichten geven twee dagen stabiel weer, is het advies: maaien!
Te droge of te natte graskuil?
Een optimale graskuil heeft tussen de 35 à 40% drogestof. Een drogestofpercentage van minder dan 30% geeft meer perssapverlies én een hogere verzuringsindex, doordat een dergelijke kuil een lagere pH-waarde heeft. Bij een te laag drogestofpercentage is het eiwit in de kuil minder bestendig. Dit is een factor om in de biologische melkveehouderij éxtra rekening mee te houden. Ook is een kuil met een laag drogestofpercentage gevoeliger voor boterzuurvorming en verontreiniging met grond.
Komt het drogestofpercentage boven de 45%, dan is het gras moeilijker te verdichten in de (sleuf)silo. Dit betekent een grotere kans op conserveringsverliezen door het aerobe proces in het begin van het silageproces. Een graskuil met een te hoog drogestofpercentage is bovendien gevoeliger voor broei bij het uitkuilen. Ook is de veldperiode dan langer geweest dan nodig, wat betekent dat het gras extra ademhalingsverliezen heeft gehad. Droger inkuilen geeft wel een hoger aandeel bestendig eiwit. Echter kan het ruw eiwitgehalte door verlies van klaverblad juist dalen.
Ruwe celstof
Een goede kuil heeft een ruwe celstofpercentage van 22-24%. Een kuil met een laag drogestofpercentage én weinig ruwe celstof is verzurend en heeft een lagere herkauwindex. Maar een kuil met een hoog aandeel celwanden – zeker wanneer deze van minder goede grassen komen – heeft een lagere energiewaarde. Dit vergt een correctie met meer krachtvoer(achtigen) in het rantsoen. Het is eenvoudiger en goedkoper om een rantsoen te compenseren met structuur, hooi of stro, dan met extra energie uit krachtvoerders.
Onderstaande tabel toont het verschil op een bedrijf waar de veehouder door omstandigheden een gedeelte van de eerste snede 11 dagen later heeft moeten maaien. Let op de enorme verschillen!
Gebruik een geschikt inkuilmiddel
Heel belangrijk bij het inkuilen is het gebruik van een goed inkuilmiddel. Een inkuilmiddel versnelt het inkuilproces. Een juist inkuilmiddel voorkomt daarnaast ook broei bij het uitkuilen. Bij een kuil met een laag drogestofpercentage en bij hogere eiwitgehalten, zoals de najaarssneden met veel klaver, is het lastiger om de pH snel op een voldoende laag niveau te brengen. Een inkuilmiddel dat de vorming van melkzuur stimuleert, heeft dan een positieve uitwerking en minimaliseert de inkuilverliezen. Dit wordt bereikt door de werking van zogenaamde homofermentatieve bacteriën.
Bij een relatief droge kuil (hoog drogestofpercentage) is het belangrijk dat er geen broei optreedt. Broei ontstaat bij onvoldoende verdichting (zuurstof in de kuil), veel restsuiker en gisten. Een juiste concentratie van azijnzuur (1 tot 2%) onderdrukt de activiteit van de gisten. Toevoeging van heterofermentatieve bacteriën stimuleert de azijnzuurproductie. Omdat u vooraf niet weet onder welke omstandigheden u het gras kunt inkuilen, moet het ideale inkuilproduct zowel geschikt zijn voor een relatief natte én een droge kuil. SiloSolve FC Eko bevat zowel homo- als heterofermentatieve bacteriën en geeft een bewezen positieve werking in zowel natte- als droge kuilen.