27 jul Nieuws | ‘Bio-melkveehouderij mag apart spoor volgen voor stikstofreductie’
Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft met een aantal agropartijen een overeenkomst bereikt over de invulling van drie zogenoemde managementmaatregelen om de stikstofuitstoot en -depositie van de melkveehouderij te verlagen. Het gaat om het stapsgewijs verminderen van het aandeel ruw eiwit in veevoer, het vergroten van het aantal uren dat koeien in de wei lopen en het verdund met water uitrijden van mest.
Dat heeft minister Carola Schouten van LNV op dinsdag 20 juli in een brief aan de Tweede Kamer gemeld. Uit doorrekeningen van de managementmaatregelen blijkt dat de melkveehouderij hiermee in 2025 een vermindering van 9 tot 10 procent van de ammoniakemissie (4,6 tot 5,2 kton per jaar) kan bereiken.
Het ministerie en sectorpartijen zijn overeengekomen om op sectorniveau het ruweiwitgehalte in het melkveevoerrantsoen stapsgewijs te verlagen tot maximaal 160 gram per kilogram droge stof in 2025. Deze maatregel levert met 3,5 kton per jaar de grootste bijdrage aan het verminderen van stikstofemissies en -depositie. Het teveel aan eiwit dat aan de koe gevoerd wordt, neemt de koe niet op en wordt vervolgens via de urine afgevoerd en omgevormd tot ammoniak, ofwel stikstof. Door slimmer en beter te voeren, neemt de ammoniakuitstoot af.
Ook is afgesproken om melkkoeien meer uren in de wei te laten. De partijen streven naar een toename van 180 uren weidegang per koe in 2023. Dit levert volgens de berekeningen een afname van 0,7 kton stikstof uit ammoniak per jaar op. Door drijfmest te verdunnen met water bij het uitrijden in grasland op zandgrond, neemt de emissie naar verwachting met 0,4 tot 1,0 kton per jaar af.
De afspraken en doelstellingen gelden op sectorniveau. Dit betekent dat individuele ondernemers de ruimte hebben om te bepalen welke maatregelen in welke mate het beste op hun bedrijf van toepassing zijn. Het is aan de melkveesector om met elkaar te zorgen dat de doelstellingen in 2025 behaald worden. Jaarlijks zal worden bezien hoe het staat met de uitvoering van de maatregelen en of er bijsturing nodig is om de doelstellingen te behalen. De komende periode vinden diverse pilots plaats om te testen wat het effect is van mogelijk verdergaande afspraken op de bedrijfsresultaten, diergezondheid, dierenwelzijn, klimaat en bodem.
De bestuurlijke afspraken zijn gemaakt met LTO, NAJK, Biohuis en Netwerk GRONDig. BoerenNatuur, Nevedi en Cumela ondersteunen de afspraken. Een groot deel van de afspraken sluit aan bij de sectorplannen van de Coalitie Toekomstige Melkveehouderij (CTM), waarin LTO, NAJK, NZO en Rabobank zijn vertegenwoordigd. Het nieuwe kabinet zal bezien hoe verder invulling wordt gegeven aan de andere onderdelen van het CTMplan.
Biologische melkveehouderij apart genoemd
De biologische melkveehouderij wordt in de Kamerbrief apart genoemd. De minister erkent dat de biologische melkveehouderij als geheel over het algemeen al ruimschoots voldoet aan de te behalen (eind)doelstellingen van de afzonderlijke maatregelen. Vanwege de al lage emissie en het optimaal dienen te functioneren van de biologische systeemlandbouw zal de biologische landbouw via een eigen spoor haar bijdrage leveren aan het verder reduceren van ammoniak.
‘Het is zeer positief dat de biologische melkveehouderij nu door de minister wordt benoemd en dat we de mogelijkheid krijgen om via een apart spoor en binnen onze eigen biologische systeemlandbouw te kunnen optimaliseren’, zegt Sybrand Bouma, voorzitter van de Natuurweide. ‘De biologische melkveehouderij wordt steeds meer gezien als bronmaatregel, waarbij de biologische landbouw bij kan bijdragen aan de reductie van ammoniakemissie.’
Bron: Biojournaal (20 juli 2021)